III.6 EELKE JACOBS, landbouwer te Niehove geb. circa 1700, landbouwer, overl. na april 1778 trouwt Niezijl 28 febr. 1726 Lieuwkje Jacobus Wisman geb. Lutkewierum 12 maart 1702 dochter van Jacobus Wisman en Mincke Jeltis. 1. Menke trouwt in 1764 2. Johannes trouwt in 1770 3. Jacobus d. Niehove 31 maart 1741 4. Siewert d. Niehove 19 mei 1746, op Hemelvaartsdag |
Eelke gaat op oudere leeftijd over naar de hervormde kerk. Op 31 maart 1741 wordt hij uit de vergaderingh der mennonieten na voorgaande onderwijs en geloofsbelijdenisse gedoopt, op dezelfde dag als zijn zoon Jacobus.
In 1730 is Eelke volgens het kohier van het taxatiegeld belastingplichtig te Doezum. Als hij in 1733 met zijn broers procedeert, is hij huisman tot Doesum in Groningerlandt. In 1735 procedeert hij contra Jacob Ypes over de betaling van dienstbodenloon aan Encke Jans. Van zijn ouders huurt hij 48 grazen land op 'het Nijehoofster Uitterdijk' die door hen in 1702 zijn aangekocht. Op 19 jan. 1739 eist zijn zwager dr. Ludolphi van Eelke Posthuma dat hij op Gregory 1739 onbetreden en ongebruikt moet laten beleggen drie sevende parten van seven grasen land op de Nijehoofster uiterdijk gelegen als gij in de huur en gebruikt hebt.
Op 29 juni 1756 koopt Eelke Posthuma, dan woonachtig te Niehove (in 1759 is hij voor dat dorp landdag-comparant), een behuijsinge en plaatse, groot 33 ½ grasen lant, gelegen te Oxwert onder Noordhorn voor 3401 carg. van de eerwaarde heer Pastor J.H. Jansonius. De huurder, Pieter Cornelis mag nog tot mei 1757 blijven. Pieter houdt zich evenwel niet aan de afspraken, dus moet Eelke tegen hem procederen: hij eist dat gij tegen Gregory uwe bruikende landerijen en uw gebruikende behuisinge den 12 May 1757 zult moeten opruimen en verlaten, die gij dus lange in huire en gebruik hebt gehad.
Op 22 juni 1770 zijn volgens het lidmatenboek van Niezijl naar de gemeente Niehove overgekomen met attestatie Eelke Postema en zijn huisvrouw Lieuwkje Jacobs Wisman.
Eelke is duidelijk niet onbemiddeld: vaak leent hij ook geld uit, bijv. 200 carg. aan Anne Claasssen te Niezijl in 1773. Niet elke schuldenaar is even vlot met terugbetalen, in 1775 eist hij van Cornelis Roelfs dat gij tegens den eersten Maij naastkomende 1775 an den impetr. wederom sult moeten opbrengen en aflossen sodane 600 carg. capitaal met de renten van dien.
Nog op 30 april 1778 koopt hij van dezelfde Cornelis Roelfs een meelkerij met al het gereedschap daarbij behorende, als gewigten, schaalen, buulkist, seeven en maaten, staande op de grond van de kooper te Niezijl voor 600 carg. Op deze manier werd het Cornelis blijkbaar mogelijk gemaakt zijn schulden af te lossen. Bij deze transactie laat hij zich door zijn zoon Johannes vertegenwoordigen.
De schuld met Anne Claassen wordt op een vergelijkbare manier deels geregeld: Johannes Eelkes koopt de ondergrond van diens huis.
Zijn dochter Menke en kleindochter Jeltje Johannes worden als enige Posthuma's genoemd in de lijsten van de hoogstaangeslagenen in de belasting in de provincie Groningen.
III.7 FRANS JACOBS, landbouwer te Tolbert geb. circa 1700, overl. voor 1777 trouwt Rauwerd 25 april 1728 Riemke Jacobus Wisman geb. Lutkewierum 14 okt. 1703, overl. na 1777 dochter van Jacobus Wisman en Mincke Jeltis. 1. Sywert ged. Niezijl 27 maart 1733 2. Menke ged. Niezijl 19 december 1738 3. Johannes geb. 14 januari 1744 4. Jacobus trouwde in 1771 5. Tjitske trouwde in 1774 |
In het doopboek van Niezijl staan twee kinderen van Frans en Riemke vermeld, de oudste zonder naam van de dopeling (maar uit de overlijdensacte kan worden herleid dat het Sywert betreft) en vijf jaar later Minke. Johannes wordt in 1774 als volwassene gedoopt. Wellicht zijn ook Jacob en Tjitske niet als kind hervormd gedoopt, maar de onderlinge volgorde is dus niet zeker.
In 1733 koopt Frans een tafel en twee banken in het boelgoed van Jacob Jans te Niehove. Op 6 jan. 1738 wordt Frans Posthuma, huisman aan de Nijezijl in Groningerland, geautoriseerd tot curator over Jelte Wisman en de goederen van de uitlandige Hermannus Wisman.
In de loop der tijd is Frans met zijn gezin naar Tolbert vertrokken. Daar verkopen op 17 juni 1777 zijn weduwe Riemke Wisman en haar kinderen Johannes, Jacobus en Menke de behuisinge met alle annexen en toebehoren van dien aard en nagelvast met bomen, planten en plantagien, staande en gelegen op de plaatse Ooster Ywema genaamt te Tolbert, invoegen door de kooper selfs tegenoordig worden bewoond en gebruikt aan de oudste zoon Sywert Fransen en Martje Hendriks voor 1500 Carg.
III.8 GERARDUS JACOBS, bakker geb. rond 1708, overl. Grootegast 1751/52 trouwt Niehove 12 jan. 1734 Antje Gerbens Reiding overl. Gorredijk 10 sept. 1781 dochter van Gerben Wiebes Reiding en Wytske Abes. 1. Jacobus geb. Niehove ca. 1735 2. Wietske 3. Tjitske geb. ca. 1740 4. Gerben geb. Stroobosch 24 maart 1742 5. Wiebe 6. Hiltje geb. Drachten 6 nov.1746 7. Arp geb. ca. 1748 8. Marieke geb. Grootegast 4 dec 1751 |
Ten tijde van zijn huwelijk woont Gerardus Posthuma te Niehove, als hij in 1733 met zijn broers procedeert, is hij huisman te Niehove in Groningerland. In deze jaren komt hij ook frequent voor als koper van diverse goederen op boelgoeden in Niehove en omgeving.
In 1752 wordt hij bestraft met een poena (boete) van één mark om reden dat hij met eenen Evert Schroor van Nijezijl is slaags geweest ten huise van Lys, wed. van mr. Arent. Op 10 nov. 1750 dient voor het gerecht van Westerdeel Langewold een petitie van Lysbet Jans contra Gerryt Postema wegens het vorderen van haar toekomend bodeloon.
Op 24 okt. 1752 blijkt Gerrit te zijn gestorven. Voor het gerecht wordt dan een wel heel klein zaakje om 14 stuivers afgehandeld: De weduwe van Advocaat Robers contra de weduwe van Gerryt Postema tot Grotegast, ten einde gij binnen 21 dagen hebt moeten voldoen en betalen als leveren te huis, sodane sak appels of 14 st. gelt als gij wegens uw overleden eheman volgens accoort schuldig sijt. Antje Gerbens heeft toch al grote financiële problemen - zo is zij genoodzaakt om grondbezit te verkopen om zo haar huur te kunnen betalen: De weduwe Gerryt Postema als legitima tutrix liberorum, ten einde mogte worden geauthoriseert om haar 4de anpart in de hiemsteden onder Lutkegast, so door haar man in gevolge versegelinge in dato den 13 Martii 1745 van de Heer en Mevrouw Mepsche van Faan hadde bekomen, te mogen verkopen tot reddinge van hare boedel, angesien gedachte te vertrekken en haere gebruikende plaatse moeste opruimen, haar mobilia met arresten beswaart, dus de nood hier toe dronge. Op 10 mei 1753 helpt haar zwager Jacobus haar uit de nood door het genoemde aandeel voor 150 carg. te kopen.